Informatie over het woord biegen (Duits → Esperanto: fleksi)

Synoniemen: beugen, flektieren, krümmen, kleinkriegen, unterkriegen

Uitspraak/ˈbiːɡən/
Woordsoortwerkwoord

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ich) biege(ich) bog
(du) biegst(du) bogst
(er) biegt(er) bog
(wir) biegen(wir) bogen
(ihr) biegt(ihr) bogt
(sie) biegen(sie) bogen
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ich) biege(ich) böge
(du) biegest(du) bögest
(er) biege(er) böge
(wir) biegen(wir) bögen
(ihr) bieget(ihr) böget
(sie) biegen(sie) bögen
Gebiedende wijs
(du) biege
(ihr) biegt
biegen Sie
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
biegend(haben) gebogen

Vertalingen

Catalaansflectir
Deensbøje
Engelsbend
Esperantofleksi
Faeröersbenda
Finstaivuttaa
Franscourber; fléchir; ployer
Latijnflectere
Nederlandsbuigen; doorbuigen; ombuigen
Papiamentsdobla
Portugeescurvar; dobrar; torcer
Roemeensflexa; îndoi
Russischгнуть
Saterfriesbeegje; flektierje
Spaansarquear; doblar; encorvar
Westerlauwers Friesferbûge