Informatie over het woord Fisch (Duits → Esperanto: fiŝo)

Uitspraak/fɪʃ/
AfbrekingFisch
Woordsoortzelfstandig naamwoord
Geslachtmanlijk

Verbuiging

 EnkelvoudMeervoud
NominatiefFischFische
GenitiefFischesFische
DatiefFisch, FischeFischen
AccusatiefFischFische

Vertalingen

Afrikaansvis
Albaneespeshk
Catalaanspeix
Deensfisk
Engelsfish
Engels (Oudengels)fisc
Esperantofiŝo
Faeröersfiskur
Finskala
Franspoisson
Grieksψάρι
Hawaiaansiʻa
Hongaarshal
IJslandsfiskur
Italiaanspesce
Jamaicaans Creoolsfish
Jiddischפֿיש
Latijnpiscis
LuxemburgsFësch
Maleisikan
Nederduitsvisk
Nederlandsvis
Noorsfisk
Papiamentspiská
Poolsryba
Portugeespeixe
Roemeenspește
Russischрыба
SaterfriesFisk
Schotsfish
Schots-Gaelischiasg
Spaanspescado; pez
Srananfisi
Swahilikuvua; samaki
Tagalogisdâ
Thaisปลา
Tsjechischryba
Turksbalık
Welspysgod
Westerlauwers Friesfisk
Zweedsfisk