Informatie over het woord geschehen (Duits → Esperanto: fariĝi)

Synoniemen: vor sich gehen, sich abspielen, werden

Uitspraak/ɡəˈʃeːən/
Woordsoortwerkwoord

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(er) geschieht(er) geschah
(sie) geschehen(sie) geschahen
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(er) geschehe(er) geschähe
(sie) geschehen(sie) geschähen
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
geschehend(sein) geschehen

Vertalingen

Afrikaansword
Engelshappen
Esperantofariĝi
Nederduitsgeböären
Nederlandsgebeuren
Saterfriesfoarkuume; geböäre; toustande kuume; wäide