Informatie over het woord abfallen (Duits → Esperanto: defali)

Synoniemen: entfallen, verfallen, herunterfallen, ausfallen

Uitspraak/ˈapfalən/
Woordsoortwerkwoord

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ich) abfalle (ich) abfiehl
(du) abfällst (du) abfiehlst
(er) abfällt (er) abfiehl
(wir) abfallen (wir) abfiehlen
(ihr) abfallt (ihr) abfiehlt
(sie) abfallen (sie) abfiehlen
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ich) abfalle (ich) abfiehle
(du) abfallest (du) abfiehlest
(er) abfalle (er) abfiehle
(wir) abfallen (wir) abfiehlen
(ihr) abfallet (ihr) abfiehlet
(sie) abfallen (sie) abfiehlen
Gebiedende wijs
(du) falle ab
(ihr) abfallt
abfallen Sie
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
abfallend(sein) abgefallen

Vertalingen

Catalaanscaure
Engelsfall off
Esperantodefali
Nederlandsafvallen; uitvallen
Portugeescair do alto
Saterfriesäntfaale; ferfaale; oufaale
Spaanscaerse; desprenderse