Informatie over het woord abgleichen (Duits → Esperanto: ebenigi)

Synoniemen: ebnen, einebnen, gleichmachen, planieren, abfluchten, schlichten, gleichschlagen

Uitspraak/ˈapɡlaɪçən/
Woordsoortwerkwoord

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ich) abgleiche (ich) abgleichte
(du) abgleichst (du) abgleichtest
(er) abgleicht (er) abgleichte
(wir) abgleichen (wir) abgleichten
(ihr) abgleicht (ihr) abgleichtet
(sie) abgleichen (sie) abgleichten
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ich) abgleiche (ich) abgleichte
(du) abgleichest (du) abgleichtest
(er) abgleiche (er) abgleichte
(wir) abgleichen (wir) abgleichten
(ihr) abgleichet (ihr) abgleichtet
(sie) abgleichen (sie) abgleichten
Gebiedende wijs
(du) gleiche ab
(ihr) abgleicht
abgleichen Sie
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
abgleichend(haben) abgegleicht

Vertalingen

Engelseven; level; flatten; roll; smooth
Esperantoebenigi
Nederlandseffenen; gelijkmaken; slechten
Portugeesalisar; aplanar; nivelar
Saterfriesieuwen moakje; liekje; sljuchtje