Informatie over het woord abscheiden (Duits → Esperanto: disigi)

Synoniemen: trennen, abtrennen, auseinander machen, scheiden, zerstreuen

Uitspraak/ˈapʃaɪdən/
Woordsoortwerkwoord

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ich) abscheide (ich) abscheidete
(du) abscheidst (du) abscheidetest
(er) abscheidt (er) abscheidete
(wir) abscheiden (wir) abscheideten
(ihr) abscheidt (ihr) abscheidetet
(sie) abscheiden (sie) abscheideten
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ich) abscheide (ich) abscheidete
(du) abscheidest (du) abscheidetest
(er) abscheide (er) abscheidete
(wir) abscheiden (wir) abscheideten
(ihr) abscheidet (ihr) abscheidetet
(sie) abscheiden (sie) abscheideten
Gebiedende wijs
(du) scheide ab
(ihr) abscheidt
abscheiden Sie
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
abscheidend(haben) abgescheidet

Vertalingen

Engelsbreak up
Esperantodisigi
Nederlandsscheiden
Saterfriesaplööse; ienfaale; oubaue; skeede; touhoopebreeke