Informatie over het woord absperren (Duits → Esperanto: bari)

Synoniemen: hindern, sperren, versperren, aufhalten, hemmen, behindern

Uitspraak/ˈapʃpɛrən/
Woordsoortwerkwoord

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ich) absperre (ich) absperrte
(du) absperrst (du) absperrtest
(er) absperrt (er) absperrte
(wir) absperren (wir) absperrten
(ihr) absperrt (ihr) absperrtet
(sie) absperren (sie) absperrten
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ich) absperre (ich) absperrte
(du) absperrest (du) absperrtest
(er) absperre (er) absperrte
(wir) absperren (wir) absperrten
(ihr) absperret (ihr) absperrtet
(sie) absperren (sie) absperrten
Gebiedende wijs
(du) sperre ab
(ihr) absperrt
absperren Sie
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
absperrend(haben) abgesperrt

Vertalingen

Afrikaansversper
Catalaansbarrar; obstruir
Engelsblock
Esperantobari
Faeröersforða; steingja
Fransbarrer
Italiaanssbarrare
Nederlandsafdammen; afsluiten; afzetten; belemmeren; stuwen; versperren
Portugeesbarrar; interceptar; tapar; trancar
Russischзаграждать
Saterfriesferspeere; ferweere; hinderje; speere
Spaansinterceptar; privar el paso
Westerlauwers Friesôfslute