Informatie over het woord braten (Duits → Esperanto: rostiĝi)

Uitspraak/ˈbraːtən/
Woordsoortwerkwoord

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ich) brate(ich) briet
(du) brätst(du) brietest, brietst
(er) brät(er) briet
(wir) braten(wir) brieten
(ihr) bratet(ihr) brietet
(sie) braten(sie) brieten
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ich) brate(ich) briete
(du) bratest(du) brietest
(er) brate(er) briete
(wir) braten(wir) brieten
(ihr) bratet(ihr) brietet
(sie) braten(sie) brieten
Gebiedende wijs
(du) brate
(ihr) bratet
braten Sie
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
bratend(haben) gebraten

Vertalingen

Engelsroast
Esperantorostiĝi
Nederlandsbraden; roosteren
Saterfriesbräide
Westerlauwers Friesbriede