Informatie over het woord Zeit (Duits → Esperanto: tempo)

Uitspraak/tsaɪ̯t/
AfbrekingZeit
Woordsoortzelfstandig naamwoord

Voorbeelden van gebruik

Mann soll eine gute Zeit in der Innenstadt haben.

Vertalingen

Afrikaanstyd
Catalaanstemps
Engelstime
Esperantotempo
Jamaicaans Creoolstaim
Nederduitstyd
Nederlandstijd
SaterfriesTied
Welsamser
Westerlauwers Friestiid