Informatie over het woord nachlassen (Duits → Esperanto: malfortiĝi)

Synoniemen: erschlaffen, schwach werden, schwächer werden, erlahmen, sich abschwächen

Uitspraak/ˈnaxlasən/
Woordsoortwerkwoord

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ich) nachlasse(ich) nachließ
(du) nachläßt(du) nachließest, nachließt
(er) nachläßt(er) nachließ
(wir) nachlassen(wir) nachließen
(ihr) nachlaßt(ihr) nachließt
(sie) nachlassen(sie) nachließen
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ich) nachlasse(ich) nachließe
(du) nachlassest(du) nachließest
(er) nachlasse(er) nachließe
(wir) nachlassen(wir) nachließen
(ihr) nachlasset(ihr) nachließet
(sie) nachlassen(sie) nachließen
Gebiedende wijs
(du) lasse nach
(ihr) nachlaßt
nachlassen Sie
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
nachlassend(sein) nachgelassen

Voorbeelden van gebruik

Nachdem er eine Stunde lang dem Joaquin Wash gefolgt war, ließen seine Wut und seine Sorge nach.

Vertalingen

Afrikaansverswak
Engelsweaken
Esperantomalfortiĝi; malplifortiĝi
Nederlandsverzwakken
Saterfriesferslapje; ferswäkje; ouswäkje
Spaansamainar