Informasie oor die woord abschreiben (Duits → Esperanto: imputi)

Sinonieme: imputieren, zur Last legen, zuschreiben, unterstellen, bezichtigen, anrechnen, abziehen

Uitspraak/ˈapʃraɪbən/
Woordsoortwerkwoord

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ich) abschreibe (ich) abschrieb
(du) abschreibst (du) abschriebst
(er) abschreibt (er) abschrieb
(wir) abschreiben (wir) abschrieben
(ihr) abschreibt (ihr) abschriebt
(sie) abschreiben (sie) abschrieben
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ich) abschreibe (ich) abschriebe
(du) abschreibest (du) abschriebest
(er) abschreibe (er) abschriebe
(wir) abschreiben (wir) abschrieben
(ihr) abschreibet (ihr) abschriebet
(sie) abschreiben (sie) abschrieben
Gebiedende wys
(du) schreibe ab
(ihr) abschreibt
abschreiben Sie
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
abschreibend(haben) abgeschrieben

Vertalinge

Engelsblame; hold against; impute; ascribe; attribute; credit
Esperantoimputi
Faroëesbrigsla; geva í part; seta inn; skuldseta
Nederlandsaanrekenen; toedichten; toerekenen; toeschrijven; wijten; ten laste leggen; in de schoenen schuiven
Saterfriestouschrieuwe; touskrieuwe
Spaansachacar; valorar en