Informasie oor die woord machen (Duits → Esperanto: aranĝi)

Sinonieme: arrangieren, einrichten, ordnen, anordnen, veranstalten, in Ordnung bringen, zurechtmachen, herrichten, organisieren, vorbereiten, bearbeiten, ausrichten, abwickeln, erledigen, übereinkommen

Uitspraak/ˈmaxən/
Afbrekingma·chen
Woordsoortwerkwoord

Vertalinge

Afrikaanssorg vir; reël
Deensindrette; ordne; arrangere
Engelsarrange; fix up; array; care for
Esperantoaranĝi
Faroëesskipa fyri
Finsjärjestää
Fransaccommoder; arranger; disposer; goupiller
Italiaanspredisporre; sistemare
Katalaansarranjar; arreglar
Maleisatur … mengatur
Nederlandsaanrichten; arrangeren; bedisselen; opstellen; regelen; ritselen; zorgen voor; in orde maken; ordonneren
Noorsinnrede
Poolsorganizować; urządzać
Portugeesarranjar; arrumar; dispor; ordenar; preparar
Saterfriesanoardenje; arrangierje; feranstaltje; iengjuchte; oardenje
Spaansarreglar
Sweedsarrangera; inreda
Thaiจัด
Turksdüzenlemek; tertip etmek
Yslandsinnrétta