Informasie oor die woord opstellen (Nederlands → Esperanto: aranĝi)

Sinonieme: aanrichten, arrangeren, bedisselen, regelen, ritselen, zorgen voor, in orde maken, ordonneren

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈɔpstɛlə(n)/
Afbrekingop·stel·len

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) stel op(ik) stelde op
(jij) stelt op(jij) stelde op
(hij) stelt op(hij) stelde op
(wij) stellen op(wij) stelden op
(jullie) stellen op(jullie) stelden op
(gij) stelt op(gij) steldet op
(zij) stellen op(zij) stelden op
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) opstelle(dat ik) opstelde
(dat jij) opstelle(dat jij) opstelde
(dat hij) opstelle(dat hij) opstelde
(dat wij) opstellen(dat wij) opstelden
(dat jullie) opstellen(dat jullie) opstelden
(dat gij) opstellet(dat gij) opsteldet
(dat zij) opstellen(dat zij) opstelden
Gebiedende wys
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
stel opstelt op
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
opstellend, opstellende(hebben) opgesteld

Voorbeelde van gebruik

We zullen zien hoe dat in zijn werk gaat, want overal in het gebouw zijn verborgen camera’s opgesteld.
Ik heb geen val opgesteld in kamer negen.

Vertalinge

Afrikaanssorg vir; reël
Deensindrette; ordne; arrangere
Duitsarrangieren; einrichten; ordnen; anordnen; veranstalten; in Ordnung bringen; zurechtmachen; herrichten; organisieren; vorbereiten; machen; bearbeiten; ausrichten; abwickeln; erledigen; übereinkommen
Engelsarray
Esperantoaranĝi
Faroëesskipa fyri
Finsjärjestää
Fransaccommoder; arranger; disposer; goupiller
Italiaanspredisporre; sistemare
Katalaansarranjar; arreglar
Maleisatur … mengatur
Noorsinnrede
Poolsorganizować; urządzać
Portugeesarranjar; arrumar; dispor; ordenar; preparar
Saterfriesanoardenje; arrangierje; feranstaltje; iengjuchte; oardenje
Spaansarreglar
Sweedsarrangera; inreda
Thaiจัด
Turksdüzenlemek; tertip etmek
Yslandsinnrétta