Informasie oor die woord arrangeren (Nederlands → Esperanto: aranĝi)

Sinonieme: aanrichten, bedisselen, opstellen, regelen, ritselen, zorgen voor, in orde maken, ordonneren

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ɑrɑ̃zjeːrə(n)/
Afbrekingar·ran·ge·ren

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) arrangeer(ik) arrangeerde
(jij) arrangeert(jij) arrangeerde
(hij) arrangeert(hij) arrangeerde
(wij) arrangeren(wij) arrangeerden
(jullie) arrangeren(jullie) arrangeerden
(gij) arrangeert(gij) arrangeerdet
(zij) arrangeren(zij) arrangeerden
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) arrangere(dat ik) arrangeerde
(dat jij) arrangere(dat jij) arrangeerde
(dat hij) arrangere(dat hij) arrangeerde
(dat wij) arrangeren(dat wij) arrangeerden
(dat jullie) arrangeren(dat jullie) arrangeerden
(dat gij) arrangeret(dat gij) arrangeerdet
(dat zij) arrangeren(dat zij) arrangeerden
Gebiedende wys
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
arrangeerarrangeert
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
arrangerend, arrangerende(hebben) gearrangeerd

Voorbeelde van gebruik

Misschien is er wel iets te arrangeren.

Vertalinge

Afrikaanssorg vir; reël
Deensindrette; ordne; arrangere
Duitsarrangieren; einrichten; ordnen; anordnen; veranstalten; in Ordnung bringen; zurechtmachen; herrichten; organisieren; vorbereiten; machen; bearbeiten; ausrichten; abwickeln; erledigen; übereinkommen
Engelsarrange
Esperantoaranĝi
Faroëesskipa fyri
Finsjärjestää
Fransaccommoder; arranger; disposer; goupiller
Italiaanspredisporre; sistemare
Katalaansarranjar; arreglar
Maleisatur … mengatur
Noorsinnrede
Poolsorganizować; urządzać
Portugeesarranjar; arrumar; dispor; ordenar; preparar
Saterfriesanoardenje; arrangierje; feranstaltje; iengjuchte; oardenje
Spaansarreglar
Sweedsarrangera; inreda
Thaiจัด
Turksdüzenlemek; tertip etmek
Yslandsinnrétta