Nederlands–Spaans woordenboek
Spaanse vertaling van het Nederlandse woord huishouding
Nederlands | Spaans (indirect vertaald) | Esperanto |
---|---|---|
(bevatten; inhouden) | contener | enteni |
dar lugar a ; ocasionar | ||
🔗 Putin houdt dinsdag een toespraak op het Rode Plein in Moskou. | ||
(bijhouden; vasthouden; voeren; huldigen) | tener | |
🔗 Hij maakte de hond los en hield hem aan de lijn naast zich. | ||
(gadeslaan; in acht nemen; observeren; waarnemen) | cumplir ; observar | |
🔗 Kan iemand God kennen en zijn geboden niet houden? | ||
🔗 Zeker 40.000 huizen in de hoofdstad Manilla zijn verwoest. | ||
cuidar la casa ; llevar la casa | mastrumi |
Nederlands | Spaans | Engels |
---|---|---|
huishouding | familia | household |
huishouding | familia | family |