Woordenboek Nederlands–Esperanto
Esperanto‐vertaling van het Nederlandse woord tref
Nederlands | Esperanto |
---|---|
tref (bof; geluk; mazzel) | (; ) |
(ontmoeten) | |
(halen; raken) | |
🔗 De man met het zwaard wachtte op een kans om toe te slaan zonder het risico te lopen dat hij de soldaten trof. |