Engels–Nederlands woordenboek
Nederlandse vertaling van het Engelse woord hum and haw
Engels | Nederlands (indirect vertaald) | Esperanto |
---|---|---|
(hawthorn; whitethorn; may‐bush) | ; ; ; | |
hum (buzz; zoom; whir; zing) | ; ; ; |
Engels | Nederlands |
---|---|
hum and haw | ⇆ hakkelen; ⇆ hemmen; ⇆ niet ronduit spreken |
haw | ⇆ haagappel; ⇆ haagdoorn; ⇆ haagdoornbes; ⇆ hagedoorn; ⇆ hagedoornbes; ⇆ hakkelen; ⇆ hapering; ⇆ happeren; ⇆ meidoorn; ⇆ meidoornbes; ⇆ meidoren; ⇆ stotteren; ⇆ stottering |
hum | ⇆ brommen; ⇆ bruisen; ⇆ gebrom; ⇆ gegons; ⇆ geneurie; ⇆ gesnor; ⇆ gezoem; ⇆ gonzen; ⇆ hm; ⇆ hum; ⇆ neuriën; ⇆ roezemoezen; ⇆ ronken; ⇆ snorren; ⇆ stinken; ⇆ zoemen |