Engels–Nederlands woordenboek

Nederlandse vertaling van het Engelse woord deck

Engels → Nederlands
  
EngelsNederlands (indirect vertaald)Esperanto
(fit out; garnish; trim; bedeck; decorate; embellish; furnish; accoutre); ; ; ;
hit the deck
(start working; put in use; get to work; settle to work; set to work)
;
on deck
sur la ferdeko
bedeck
(fit out; garnish; trim; deck; decorate; embellish; furnish; accoutre)
; ; ; ;
bedeck
(forecastle);
;

EngelsNederlands
deck deck; dek; sieren; spel; tooien; verdek; verdieping; versieren
all hands on deck alle hens aan dek
armoured deck pantserdek
cassette deck cassettedeck
clear the decks alles voorbereiden; het werk aan kant maken; zich opmaken voor de strijd
deck out optooien; sieren; smukken; tooien; versieren
hit the deck aan het werk gaan; op je bek gaan; op je bek vallen; op zijn bek gaan; op zijn bek vallen; zich aan het werk begeven; zich aan het werk zetten
hurricane deck bovendek; stormdek
main deck hoofddek
on deck aan dek
promenade deck promenadedek; wandeldek
tape deck tapedeck; tape‐deck
upper deck bovendek
after‐deck achterdek; plecht
bedeck opschikken; optooien; tooien; versieren
between‐decks tussendek; tussendeks
boat‐deck sloependek
deck‐beam dekbalk
deck‐cargo bovenlast; deklading; deklast
deck‐chair dekstoel; strandstoel
deck‐hand dekmatroos
deck‐house roef
deck‐load bovenlast; deklading; deklast
deck‐passenger dekpassagier
deck‐plate dekplaat
double‐decker dubbeldekker; tweedekker
flight‐deck vliegdek
foredeck plecht; voordek; voorplecht
gun‐deck batterijdek
poop‐deck campagne; campagnedek
quarter‐deck achterdek; halfdek; officiersdek
three‐decker driedekker; driedubbele sandwich