Engels–Nederlands woordenboek
Nederlandse vertaling van het Engelse woord cipher
Engels | Nederlands (indirect vertaald) | Esperanto |
---|---|---|
cipher (digit; figure; numeral) | ||
cipher (code; secret code) | ; ; | |
decipher (decode; decrypt) |
Engels | Nederlands |
---|---|
cipher | ⇆ cijfer; ⇆ cijferen; ⇆ cijferschrift; ⇆ code; ⇆ coderen; ⇆ decoderingssleutel; ⇆ geheimschrift; ⇆ monogram; ⇆ naamcijfer; ⇆ nul; ⇆ nulliteit; ⇆ rekenen; ⇆ schrijven; ⇆ sleutel |
a mere cipher | ⇆ een grote nul; ⇆ een onbenul |
cipher out | ⇆ becijferen |
in cipher | ⇆ in cijferschrift |
decipher | ⇆ ontcijferen; ⇆ ontraadselen |