Engels–Nederlands woordenboek

Nederlandse vertaling van het Engelse woord affluence

Engels → Nederlands
  
EngelsNederlands (indirect vertaald)Esperanto
(wealth; fortune; richness)
welgesteldheid
(abundance; plenty; richness; wealth)
(rich; wealthy; well‐off; well‐to‐do)
🔗 She lives in a two‐bedroom apartment in an affluent suburb in the north of Johannesburg with her sister who is a trainee doctor.
(in easy circumstances; well‐to‐do; prosperous); ; ; ;
(abundant; copious; plentiful; profuse; ample; rich; aplenty; bounteous);

EngelsNederlands
affluence overvloed; rijkdom; toevloed; welvaart
affluent bijrivier; overvloedig; rijk; toevloeiend; zijrivier; zijtak