Niederländisch–Deutsches Wörterbuch

Deutsche Übersetzung des niederländischen Wortes slapen

Niederländisch → Deutsch
  
NiederländischDeutsch (indirekt übersetzt)Esperanto
(maffen; pitten)
🔗 Had hij dan al die tijd geslapen?
gaan slapen
(naar bed gaan)
ins Bett gehen
;
sich schläfen legen
;
zu Bett gehen
gaan slapen
(in slaap vallen)
(vast slapen)
fest schlafen
;
im tiefen Schlaf liegen
🔗 Vijf minuten later sliep hij als een roos.
vast slapen
(slapen als een roos)
fest schlafen
;
im tiefen Schlaf liegen
sich schlafen legen
kuŝiĝi por dormi
🔗 Bwatu keek goed in welke hut Conan zich te slapen had gelegd.
(in slaap vallen)
🔗 Bent u gauw ingeslapen?
(heengaan; verscheiden)
🔗 Mijn enige troost is dat het wereldberoemd zal worden als ik eenmaal ontslapen ben.
(heengaan; verscheiden)
🔗 Zo’n ontslapen is toch wel heel onverwacht.
Schläfe
🔗 Biggles liep naar hem toe en zette de loop van het pistool tegen zijn slaap.
(slaapvertrek)
🔗 Zij ging naar de slaapkamer om zich te verkleden.
slaapkop
Schlafmütze
Schlafmittel
🔗 Haar arts had haar een slaapmiddel voorgeschreven.
slaapmuts
Nachtmütze
;
Schlafmütze
Schlafplatz
;
🔗 En voor een slaapplaats kan ik wel zorgen.
(nachtleger; slaapplaats)
Schlafplatz
;
🔗 Overdag maakt de boommarter gebruik van verschillende slaapplekken.
(slaapkamer)
🔗 Langs dat paadje, wist Conan, lag het slaapvertrek van Aram Baksh.
(wagon‐lit)
Schlafwagen
🔗 De conducteur van de slaapwagen kwam naar de beide heren toe.
Schlafsack
🔗 Hun dekens en slaapzakken hadden ze zolang in het vliegtuig gelaten.
🔗 Toen liet hij zijn schertsende toon vaen en begon met een beroepsstem tegen kolonel Race, die aan de andere kant naast hem zat te praten, over de nieuwste ontwikkelingen in de behandeling van slaapziekte.
Schlafender
;
Schläfer
🔗 De ademhaling van de slapers was duidelijk te horen.
verschlafen
;
ausschlafen