Niederländisch–Deutsches Wörterbuch

Deutsche Übersetzung des niederländischen Wortes gever

Niederländisch	Deutsch (indirekt übersetzt)	Esperanto
gever (donateur; schenker)	Schenkender ; Schenker	donacanto
🔗 De goede gevers die hun gulheid liever geheimhouden, zijn in het nadeel.
berichtgever (verslaggever; reporter)	Reporter	raportisto
geven	erteilen ; geben ; herreichen ; verabreichen ; reichen ; tragen ; spenden ; machen ; übergeben ; überantworten ; anvertrauen ; ergeben ; gewähren ; gestatten	doni
🔗 Gij gaaft het al.
hypotheekgever	Hypothekenschuldner	hipoteka debitoro
lastgever	Kommittent ; Auftraggeber	komisianto
raadgever (mentor)	Ratgeber ; Berater	konsilanto
🔗 Jij bent mijn raadgever, niet?
verslaggever (berichtgever; reporter)	Reporter	raportisto
🔗 Toen, nadat de laatste verslaggever was verdwenen, draaide de kleine man zich om en begon hij naar het huis terug te lopen met een stevige pas.
verslaggever (reporter)	Zeitungsmann	gazetisto
🔗 Omdat we allemaal in hetzelfde vak zitten, kenden de meeste verslaggevers mij wel.