Dictionnaire néerlandais–français
Traduction française du mot néerlandais zwellen
néerlandais | français (traduit indirectement) | espéranto |
---|---|---|
(opzwellen; rijzen; uitdijen) | gonfler | ŝveli |
🔗 De rivier was sterk gezwollen. | ||
(doen zwellen) | hausser | ŝveligi |
(opzetten; rijzen; uitdijen; zwellen) | gonfler | ŝveli |
🔗 Door het vele lopen zijn mijn voeten opgezwollen. |