Dictionnaire néerlandais–français
Traduction française du mot néerlandais zuigen
néerlandais | français (traduit indirectement) | espéranto |
---|---|---|
téter | mamsuĉi | |
(lurken) | sucer | suĉi |
🔗 Galwespjes zuigen sap uit de bladeren. | ||
(pijpen) | ||
aspirateur | ||
🔗 „Ik moet mij reppen”, prevelde hij, terwijl hij met grote voortvarendheid de zak uit de daar aanwezige stofzuiger haalde. | ||
piston | ||
🔗 Daardoor ondervindt de zuiger een kracht van 36 000 N. |