English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word worth

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(value)
(value)
(love; value; affection);
(valuable; precious)
(merit);
verdienstelijkheid
(deserving; worthy; worthwhile);
🔗 I was young then, and it seemed worth the price at the time.
(value)
🔗 In total, the US imported over $ 43 billion worth of vehicles for people transportation in 2017.
be worth
worth mentioning
(worthy of mention)
; ; ;
menciinda
(junk; valueless; of no account; null and void);
🔗 The currency, the bolivar, is nearly worthless.
worthless
(unsuitable; unfit; inappropriate; inept; unsuited)
;
netaŭga
worthwhile
(deserving; worthy; worth)
;
(deserving; worthwhile; worth)
🔗 You have proved yourself worthy.
worthy
(brave; valiant; gallant; valorous; good; honest; staunch; stallwart; above‐deck)

EnglishDutch
worth waard; waarde; waardij
be worth doen; gelden; waard zijn
get one’s money’s worth waar voor zijn geld krijgen
it is not worth it het is de moeite niet waard
it is not worth our while het is de moeite niet waard
it is not worth the trouble het is de moeite niet waard
it is not worth your while het is de moeite niet waard
not worth a straw geen moer waard
the game is not worth the candle het sop is de kool niet waard
worth mentioning meldenswaard; meldenswaardig; noemenswaard; noemenswaardig; vermeldenswaard; vermeldenswaardig
penn’orth voor een stuiver
pennyworth voor een stuiver
worthless nietswaardig; van geen waarde; waardeloos
worthwhile de moeite waard
worthy braaf; waard; waardig