English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word teaching

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
teaching
(education; instruction)
(instruct); ; ; ;
;
🔗 Aviendha won’t let me teach her to swim.
;
🔗 Dinah ought to have taught you better manners!
🔗 They generally taught that abstinence was the only way to avoid sexually transmitted diseases.
🔗 Her errors have taught her wisdom.

EnglishDutch
teaching leer; lesgeven; onderwijs‐; onderwijs; onderwijzend
a teaching post een betrekking in het onderwijs
individual teaching hoofdelijk onderwijs
language teaching taalonderwijs
object teaching aanschouwelijk onderwijs
religious teaching godsdienstonderwijs
teaching assignment leeropdracht
teaching institution onderwijsinrichting
teaching package lespakket
class‐teaching klassikaal onderwijs
school‐teaching onderwijs; schoolonderwijs; schoolopleiding
teach bijbrengen; doceren; leren; lesgeven; lesgeven in; onderrichten; onderwijs geven; onderwijs geven in; onderwijzen
teaching‐hospital academisch ziekenhuis