English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word sweep past

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(access; approach; drive)
(whisk);
(command; cover)
pafatingi
(expanse; expansion; extension; stretch)
🔗 Not a tree nor a house broke the broad sweep of flat country that reached to the edge of the sky in all directions.

EnglishDutch
sweep past voorbijstuiven; voorbijzwieren
sweep aanvegen; afdreggen; afjagen; afschuimen; afvissen; afzoeken; als een storm gaan over; bereik; bestrijken; bocht; draai; dreggen; gebied; golvende lijn; helemaal omvatten; in een ruime bocht liggen; jagen; lange roeiriem; meeslepen; oprijlaan; opstrijken; opvegen; reikwijdte; schieten; schoonvegen; schoorsteenveger; slag; slepen over; sleuren; strijken; strijken over; uitgestrektheid; vaart; veeg; vegen; vliegen; wegmaaien; wegsleuren; wegvegen; wegvoeren; zich statig bewegen; zich uitstrekken; zich zwierig bewegen; zwaai; zwenken; zwenking