English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word success

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
success
(prosperity; weal)
;
🔗 I wish you every success.
box‐office success
(box‐office hit)
kassukceso
successful
🔗 Ukrainian troops were successful in the Staromajorsʹke area on the southern front

EnglishDutch
successgeluk; goed gevolg; gunstige afloop; klapper; succes; uitslag; welslagen
be a great successveel succes hebben
box‐office successkasstuk; kassucces
make a success of iter wat van terechtbrengen
meet with great successveel succes hebben
meet with no successgeen succes hebben
score a great successveel succes hebben
success storysuccesverhaal
with good successmet succes
with successmet goed gevolg; met vrucht
successfulgelukkig; geslaagd; succesvol; succes‐; voorspoedig