English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word serve with

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
antaŭmeti
(be on duty)
dienst hebben
;
wacht hebben
(act; attend); ; ;
🔗 All men are obligated to serve in the army.
(table);
(provide; supply; administer); ; ; ;
voorzien van
(be suitable; fit; suit; be of use; do);
geschikt zijn
(spend)
🔗 He was released after serving four months in gaol at Rikers Island.

EnglishDutch
serve with bedienen van; betekenen; dienen bij; voorzien van
serve baten; bedienen; behandelen; dekken; dienen; dienst doen; dienstig zijn; helpen; ondergáán; opdienen; opdoen; schenken; serven; serveren; service; uitdienen; van dienst zijn; voldoende zijn voor