English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word screw up

English	Dutch (translated indirectly)	Esperanto
screw up (botch; bungle; spoil; blow; blunder; flub; ball; foozle)	verknoeien ; verprutsen	fuŝi
screw‐up (blunder; bungle; mess)	broddelwerk ; geknoei ; knoeiwerk	fuŝaĵo
screw (fuck; shag; bang; shaft)	naaien ; neuken ; een beurt geven	fiki
screw	schroeven	ŝraŭbi
screw	schroef	ŝraŭbo
screw (propeller; screw propeller)	schroef	helico

English	Dutch
screw up	⇆ aanschroeven; ⇆ dichtschroeven; ⇆ in de war brengen; ⇆ oprollen; ⇆ opschroeven; ⇆ opvijzelen; ⇆ samenknijpen; ⇆ vastschroeven; ⇆ verknoeien; ⇆ verprutsen; ⇆ vertrekken; ⇆ verzieken; ⇆ vijzelen
screw	⇆ aanschroeven; ⇆ afzetten; ⇆ belazeren; ⇆ besodemieteren; ⇆ cipier; ⇆ de duimschroeven aanzetten; ⇆ draai; ⇆ draaien; ⇆ een beurt geven; ⇆ loon; ⇆ naaien; ⇆ neuken; ⇆ neukpartij; ⇆ palen; ⇆ peperhuisje; ⇆ puntzakje; ⇆ salaris; ⇆ schroef; ⇆ schroeven; ⇆ vastschroeven; ⇆ vijs