English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word rod

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(pole; bar; handle; shaft; staff; stake; stave; spar); ; ;
(switch; wand; birch; sprig; staff; twig); ; ;
(caduceus)
(cock; prick; pecker; dick; willy; member);
royal rod
connecting‐rod
(propelling rod)
connecting‐rod
(draw‐bar; pull‐rod; drag‐link)
trekstang
lightning‐rod
pull‐rod
(draw‐bar; drag‐link; connecting‐rod)
trekstang

EnglishDutch
rod gard; garde; lul; neuken; pik; poken; roe; roede; staaf; staf; stang; tamp; tuchtroede
Aaron’s rod Aäronsstaf; koningstoorts
Black Rod <ceremoniemeester van het Hogerhuis>
have a rod in pickle nog wat in het vat hebben
have a rod in pickle for een appeltje te schillen hebben met
have a rod in pickle for somebody een appeltje met iemand te schillen hebben; voor iemand nog wat in het vet hebben
kiss the rod gedwee straf ondergaan
rod aerial staafantenne
royal rod koningsroede
spare the rod and spoil the child wie de roede spaart, bederft zijn kind; wie zijn kind liefheeft, spare de roede niet
birchrod roe; roede
connecting‐rod drijfstang; koppelstang; trekstang
curtain‐rod gordijnroe; gordijnroede
divining‐rod pendel; wichelroede
dowsing‐rod wichelroede
driving‐rod drijfstang
gauge‐rod peilstok
gauging‐rod peilstok; roeistok
lever‐rod hefboomstang
lightning‐rod bliksemafleider
measuring‐rod maatstaf; meetlat; meetstok
pull‐rod trekstang
ramrod bullebak; laadstok
stair‐rod traproe; traproede