English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word rock climbing

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
rock‐climbing
(scramble);
🔗 All day he climbed, choosing the long way when it seemed safer, exercising all the lore of mountain‐climbing that he had accumulated, and resting often.
(ascend; go up; arise; mount);
(ascend; scale; mount)
🔗 The magician climbed the stairs.
(scale);
met ladders bestormen
(escalation)
climbing
(ascent; mounting)
(swing; nod)
doen schommelen
;
laten balanceren
(lull; cradle)
luli
🔗 All of the Hawaiian Islands are made of just one kind of rock.
(shake; shock; agitate)
🔗 The capital has been rocked by explosions in recent days, but it is far from encircled.
(shake; unsettle)
doen schudden
(hesitate; waver; falter; stagger; totter; vacillate; wobble; lurch)
(distaff);
🔗 Today the rocks were bare.

EnglishDutch
rock climbing bergbeklimmen; kletteren
climb beklimmen; klauteren; kleven; klim; klimmen; klimmen in; klimmen op; klimpartij; stijgen; stijgvermogen
climbing beklimming; bergbeklimmen; bergsport; klimming
rock doen schudden; edelsteen; gesteente; grote kei; heen en weer schudden; hobbelen; kandijsuiker; klip; rock; rock‐; rock‐’n‐roll; rokken; rots; rotsblok; schommelen; schommeling; schudden; spinrokken; steenklomp; steenrots; suikerstok; toevlucht; vaste grond; wankelen; wiegelen; wiegen