English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word rent

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
rent
(rent money)
rent
(rental)
;
rent
(hire; rental)
(hire)
🔗 You can rent this house for ฿ 13,500 per month and it is also available for sale for ฿ 2,690,000.
rent
(let; rent out; hire)
for rent
(for hire)
te huur
rent out
(let; rent; hire)
rend
(split; cleave)
; ;
rental
(rent)
rental
(hire; rent)
renter
(tenant; hirer)

EnglishDutch
rent huishuur; huren; huur; huurpenningen; huurprijs; in pacht hebben; in pacht nemen; pacht; pachten; pachtgeld; pachtsom; scheur; scheuring; spleet; verhuren
back rent achterstallige huur
for rent te huur
life rent vruchtgebruik
rent commission huurcommissie
rent discontinuation huuropzegging
rent increase huurverhoging
rent out verhuren
ground‐rent erfpacht; grondpacht
house‐rent huishuur
land‐rent landhuur
quay‐rent kaaigeld
rack‐rent exorbitante huur; exorbitante huur eisen voor
rend doorklieven; doorscheuren; klieven; scheuren; splijten; uiteenscheuren; vaneenscheuren; verscheuren
rental huur; huurwaarde; pacht; pachtboek; pachtgeld; renteboek; verhuur
rent‐charge erfcijns; erfpacht
renter huurder; pachter
rent‐free pachtvrij; vrij van huur; vrij van pacht
rent‐roll pachtboek; renteboek
room‐rent kamerhuur
sub‐rent onderhuren