English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word punctured

English	Dutch (translated indirectly)	Esperanto
puncture (pick; stab; sting; pierce; prick; pique; stick; jab; poke; goad; prickle)	prikken	piki
puncture (prick)	puncteren	punkcii
puncture (punch)	doorzeven ; knippen ; ponsen	trui
puncture (spike; stab; transfix; run through; spit)	doorprikken	trapiki
puncture (hole; eye)	gat ; oog	truo
puncture	punctie	punkcio

English	Dutch
punctured	⇆ lek
punctured tyre	⇆ lekke band
puncture	⇆ bandepech; ⇆ doorboring; ⇆ doorprikken; ⇆ gaatje; ⇆ lek; ⇆ lek maken; ⇆ lek worden; ⇆ prik; ⇆ prikken; ⇆ puncteren; ⇆ punctie