English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word pride

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
pride
;
pride
(vainglory)
;
🔗 An episode that was a source of shame for Soviet ideologists and historians, that Soviet leaders including Michail Gorbačëv denied and attempted to conceal to the last, has now become a matter of pride for the leadership.
Barbados pride
(coralwood; peacock flower fence; red bead‐tree)
pava adenantero
pride comes before the fall
(pride will have a fall)
hoogmoed komt voor de val
fiereco venas antaŭ la falo
pride of India
(goldenrain tree; China tree; varnish tree)
; ;
gele zeepboom
; ;
pride of India
(china‐berry; china‐berry tree; bead‐tree; syringa berry tree)
Indische sering
pride will have a fall
(pride comes before the fall)
hoogmoed komt voor de val
fiereco venas antaŭ la falo

EnglishDutch
pride fierheid; grootsheid; hoogmoed; hoogtepunt; hovaardij; luister; paradepaard; praal; troep; trots; trotsheid; verhovaardiging
Barbados pride koraalboom
be in the pride of prijken in
be somebody’s pride and joy zijn iemands trots zijn
false pride ijdelheid
family pride familietrots
hold pride of place aan de spits staan; de eerste plaats innemen
pride comes before the fall hoogmoed komt voor de val
pride feels no pain wie mooi wil zijn, moet pijn lijden
pride of India Chinese vernisboom; Indische sering; blazenboom; gele zeepboom; koelruit; lampionboom
pride of the meadow moerasspirea
pride oneself zich verhovaardigen
pride oneself on prat gaan op; trots zijn op; zich beroemen op; zich laten voorstaan op; zich verheffen op; zich verhovaardigen op
pride will have a fall hoogmoed komt voor de val
swell with pride zwellen van trots
take a pride in er eer in stellen; trots zijn op
take pride in er eer in stellen; trots zijn op
take pride of place aan de spits staan; de eerste plaats innemen
prideful hovaardig; trots