English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word presumption

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
presumption
(arrogance; assumingness; overbearingness)
; ; ;
verwatenheid
presumption
(arrogance; assumingness; high‐handedness; pretence)
presumption
(assumingness; overbearingness; pretence)
;
presumption
(presupposition)
vooronderstelling
presumption
(supposition; assumption)
; ;
presume
(claim; allege; plead; apply)
presume
(guess; suppose; surmise; assume; deem; think; take it)
; ; ;
presume
(presuppose)
antaŭsupozi
(arrogate)
zich aanmatigen
🔗 I would not presume to advise you.

EnglishDutch
presumption aanmatiging; arrogantie; eigenwaan; onderstelling; overmoed; presumptie; vermoeden; veronderstelling; verwaandheid; verwatenheid
presume aannemen; onderstellen; presumeren; vermoeden; veronderstellen; zich aanmatigen; zich vermeten