Information about the word vooronderstellen (Dutch → Esperanto: antaŭsupozi)

Part of speechverb

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) onderstel voor(ik) onderstelde voor
(jij) onderstelt voor(jij) onderstelde voor
(hij) onderstelt voor(hij) onderstelde voor
(wij) onderstellen voor(wij) onderstelden voor
(jullie) onderstellen voor(jullie) onderstelden voor
(gij) onderstelt voor(gij) ondersteldet voor
(zij) onderstellen voor(zij) onderstelden voor
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) vooronderstelle(dat ik) vooronderstelde
(dat jij) vooronderstelle(dat jij) vooronderstelde
(dat hij) vooronderstelle(dat hij) vooronderstelde
(dat wij) vooronderstellen(dat wij) vooronderstelden
(dat jullie) vooronderstellen(dat jullie) vooronderstelden
(dat gij) vooronderstellet(dat gij) voorondersteldet
(dat zij) vooronderstellen(dat zij) vooronderstelden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
vooronderstelvooronderstel
Participles
Present participlePast participle
vooronderstellend, vooronderstellende(hebben) voorondersteld

Translations

Englishpresuppose
Esperantoantaŭsupozi
Portuguesepressupor