English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word out‐and‐out

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(outside; without);
🔗 At least I can have my pipe out there.
(outside; outward);
🔗 He pushed on the door, forcing her out.
(unconscious)
(outside of; outside)
(off)

EnglishDutch
out‐and‐out aarts‐; door dik en dun; door en door; doortrapt; echt; eersterangs; terdege; uitgeslapen; volbloed
out af; bekend; bewusteloos; buiten; buitengaats; daarbuiten; daaruit; eropuit; eruit; geopenbaard; in staing; naar buiten; niet meer aan de slag; niet meer aan het bewind; niet thuis; om; op; te veld; uit; uit de mode; uit het gelid; uit het lid; uitgedoofd; uitgesloten; weg