English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word next to

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
next to
(at; beside; by; near; near to; alongside)
next to
(alongside; beside; sideways to; adjacent to; on the side of)
next to
(at; beside; with; by; in the case of; among; on)
; ; ;
(nearest); ;
(afterwards; subsequently; afterward; behind);
(beyond; then; thereafter)
vervolgens
;
sekva
(following); ;
🔗 Hardly a word was said during the next three‐quarters of an hour.
(subsequent)
(following; ahead; coming; subsequent)
sekvonta
(ahead; forthcoming; future; coming; upcoming)
🔗 Yes, the UK will leave the EU next March.
neksta

EnglishDutch
next to aansluitend; bijna; haast; na; naast; volgend op; zo goed als
next aangrenzend; aansluitend; aanstaande; daaraanvolgend; daarna; daaropvolgend; de volgende keer; dichtstbijzijnde; eerstkomend; eerstvolgend; na; naast; ook nog; toekomend; vervolgens; volgend; volgende