English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word group

Dutch/English
English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(bunch)
🔗 But the group isn’t done fighting yet.
(bevy; collection; heap; herd; set; pack; cluster; suite; shoal; flight; drove; flock; array; pod); ; ; ; ; ;
set
; ; ; ; ; ;
🔗 The former group do not exclude a relationship with Thracian.
(band; bevy; gang; bunch; pack);
(form a group)
action group
(action committee)
action group
(action committee)
parliamentary group
(fraction; parliamentary party; parliamentary caucus)
target group
celgrupo
🔗 “The radicalized person is someone who is an IS sympathizer”, said Nehammer, referring to the terrorist group Islamic State in Iraq and Syria (ISIS).
speelgroep

EnglishDutch
group⇆ formatie; ⇆ fractie; ⇆ groep; ⇆ groeperen; ⇆ indelen; ⇆ poule; ⇆ zich groeperen
action group⇆ actiegroep
age group⇆ leeftijdsgroep
blood group⇆ bloedgroep
discussion group⇆ gespreksgroep
fringe group⇆ randgroep; ⇆ randgroepering
group practice⇆ groepspraktijk
group reduction⇆ groepskorting
group sex⇆ groepsseks
group spirit⇆ groepsgeest
group therapy⇆ groepstherapie
high‐risk group⇆ risicogroep
income group⇆ inkomensgroep
in groups⇆ groepsgewijs; ⇆ groepsgewijze; ⇆ in groepsverband
interest group⇆ belangengroep; ⇆ belangengroepering; ⇆ belangenorganisatie
language group⇆ taalgroep
leading group⇆ kopgroep
parliamentary group⇆ fractie
pop group⇆ popgroep
pressure group⇆ belangengroep; ⇆ belangengroepering; ⇆ belangenorganisatie; ⇆ pressiegroep
project group⇆ projectgroep
self‐help group⇆ praatgroep
splinter group⇆ splintergroep; ⇆ splintergroepering
study group⇆ studiegroep
target group⇆ doelgroep
terrorist group⇆ terreurgroep
grouping⇆ groepering; ⇆ indeling
group‐leader⇆ groepsleider
playgroup⇆ peuterklas
regroup⇆ hergroeperen; ⇆ zich hergroeperen