English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word grab

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
grab
(clutch; grasp; grip; seize; nab; snatch)
grab
(take possession of; seize)
bezit nemen van
; ; ;
de hand leggen op
grab
(grasp; seize; snatch)
grab
(catch; grapple; captivate; seize; trap; apprehend; bag; grasp; snare)
; ; ; ; ;

EnglishDutch
grab buit; graaien; greep; grijpen; grijper; grissen; inpikken; naar zich toehalen; pikken; roof; vanghaak; vangst
grab at grijpen naar
grab hold of aanpakken; aantasten; grijpen; krijgen; opdoen; oppakken; pakken; te pakken krijgen
grab somebody iemand bij zijn lurven pakken
make a grab at een greep doen naar; grijpen naar
smash and grab raid <diefstal waarbij de etalageruit wordt ingeslagen>
smash‐and‐grab raider ruitentikker
up for grabs voor het grijpen