English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word fret

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
fret
(collar; ferrule)
; ;
fret
(be anxious; worry; become restive)
zich bezorgd maken
maltrankviliĝi
fretful
(morose; peevish; sullen; surly)
;

EnglishDutch
fret aantasten; afslijten; ergeren; irriteren; knagen; kniezen; ongerustheid; ongerust maken; prikkelen; randen; uitsnijden; uitzagen; wegvreten; zich ergeren; zich opvreten; zich zorgen maken
fret and fume razen en tieren; zich opwinden
fret away one’s life zich doodkniezen; zich opvreten
fret oneself to death zich doodkniezen; zich verkniezen
fret oneself to fiddle‐strings zich doodkniezen
fret out one’s life zich doodkniezen
fretful chagrijnig; drenzerig; gemelijk; geïrriteerd; kniezerig; kribbig; prikkelbaar
fretsaw figuurzaag
fretting geknies
fretty gefigureerd; gemelijk; prikkelbaar
fretwork Griekse rand; figuurzagen; lijst; rand; snijwerk
wood‐fretter houtworm