English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word final

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(conclusive; last; ultimate);
🔗 His final years were spent at Fulham Palace, the home of his friend Henry Compton, bishop of London from 1675.
final
(definite; definitive; decided; decisive; firm; positive; affirmative; irrevocable)
final
(decider; play‐off; finale)
final
(last; hindmost; latest; latter; ultimate)
;
final conclusion
;
final stage
;
fina fazo
final victory
finalist
finalize
(put in finished form; tidy up)
;
in het net schrijven
;
finalize
(finish; finish off)
(at last; ultimately; conclusively; lastly; after all; eventually; at long last); ;
🔗 Finally she found her tongue.

EnglishDutch
final beslissend; definitief; eind‐; eindafrekening; eindexamen; eindwedstrijd; finaal; finale; laatste; slot‐; uiteindelijk; uiteindelijke
cup final cupfinale
final act slotbedrijf
final balance eindbalans
final cause eindoorzaak
final certificate einddiploma
final chord slotakkoord
final classification eindklassement
final clause doelaanwijzende bijzin
final conclusion eindconclusie; slotconclusie
final consonant eindmedeklinker
final contest eindstrijd
final decision eindbeslissing; eindbesluit
final destination eindbestemming
final examination eindexamen
final fight eindstrijd
final figure eindcijfer
final goal einddoel
final grade eindcijfer
final letter eindletter
final line slotregel
final match eindwedstrijd
final meeting slotzitting
final observation slotopmerking
final position eindstand
final product eindproduct
final provision slotbepaling
final purpose einddoel; eindoogmerk
final quotation eindcijfer
final remark slotopmerking
final responsibility eindverantwoordelijkheid
final result eindresultaat; einduitslag
final rhyme eindrijm
final scene slottoneel
final score eindcijfer; eindstand; einduitslag
final session slotzitting
final sprint eindsprint; eindspurt
final stage eindfase; slotfase
final stanza slotcouplet
final struggle eindstrijd
final sum eindbedrag
final value eindwaarde
final victory eindoverwinning
final vowel slotklinker
final whistle eindsignaal
is that final? is dat uw laatste woord?
finalist eindexamenkandidaat; finalist
finality beslistheid; definitief zijn; doelleer
finalize afwerken; definitief regelen
finally afdoend; beslissend; definitief; eindelijk; laatstelijk; op het laatst; ten laatste; ten slotte; uiteindelijk
finals eindexamen; eindstrijd
quarterfinal kwartfinale
semifinal demi‐finale; halve finale; kruisfinale