English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word expend

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
expend
(spend; cough out; cough up; fork out; pay up; plank down; shell out; stump up)
;
zonder veel waarde
malmultvalora
🔗 And he gives the impression that the only people who are not expendable to him are those in his family inner circle.
expenditure
(charge; expense; outlay)
;
uitgaaf
;
expense
(charge; cost)
;
expense
(charge; expenditure; outlay)
uitgaaf
;

EnglishDutch
expend besteden; uitgeven; verbruiken
expend oneself zich uitsloven
expendable overtollig; zonder veel waarde
expenditure besteding; uitgaaf; uitgave; uitgaven; uitgeven; verbruik
expense kosten; moeite; onkosten; tering; uitgaaf; uitgave