English–Dutch dictionary
Dutch translation of the English word excitement
English | Dutch (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
excitement | ||
excitement (agitation) | ; | |
excitement (agitation; ado; stir) | ||
excitement (excitation; ballyhoo) | ||
(agitate; rouse; stir up; tintillate; work up; stir; arouse) | ||
🔗 He was very much excited. | ||
(incite; provoke; rouse; stimulate; stir up; arouse; irritate; poke; rile up) |
English | Dutch |
---|---|
excitement | ⇆ aanhitsing; ⇆ aansporing; ⇆ agitatie; ⇆ deining; ⇆ gisting; ⇆ opgewondenheid; ⇆ opwekking; ⇆ opwinding; ⇆ prikkeling; ⇆ roerigheid |
excite | ⇆ aanhitsen; ⇆ aansporen; ⇆ aanzetten; ⇆ oproepen; ⇆ opruien; ⇆ opwekken; ⇆ opwinden; ⇆ prikkelen; ⇆ verwekken; ⇆ wekken |
over‐excitement | ⇆ overprikkeling; ⇆ overspánning |