English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word divide

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
divide
(separate; segregate; part)
(separate); ; ;
🔗 The book is divided into 180 two‐page units.
divide
(separate; part)
divide
(dispersion; divergence; division; gap; separation; split)
divide
(demarcate; part)
dislimi
divide
(demarcation; division; parting)
divide
(chasm; gulf; ravine; gap)
;
🔗 Moscow initially partnered with Nazi Berlin to divide eastern Europe between the two totalitarian regimes.
divide
divide by
delen door
dividi per
divisible
(military division)
(distribution);
verdeling
(partition; separation; segregation)
(dispersion; separation; split)
(dispersion; divergence; divide; gap; separation; split)
(demarcation; divide; parting)
verdeeldheid
(disagreement; discord; dissension)
verdeeldheid
🔗 The division is more obvious in Scotland.
(department; section; ward)
divisor
divisor
🔗 We will subdivide our exercises into categories.

EnglishDutch
divide bifurcatie; delen; doorklieven; indelen; omslaan; opdelen; scheiden; scheidingslijn; scheidslijn; splitsen; stemmen; verdelen; waterscheiding; zich splitsen; zich verdelen
be divided het niet eens zijn
divide among omslaan over; verdelen onder
divided counsel onenigheid
divided highway vierbaansweg
divided skirt broekrok; rokbroek
divide into verdelen in
divide off afscheiden
divide on stemmen over
divide the House laten stemmen
divide up verdelen
dividing line demarcatielijn; scheidingslijn; scheidslijn; scheilijn
divided gescheiden; verdeeld
divider deler; kamerscherm; scheidingswand; tabkaart; zaaier van verdeeldheid
divisible deelbaar
division afdeling; afscheiding; deling; district; divisie; indeling; kiesdistrict; scheiding; sectie; stemming; verdeeldheid; verdeling
divisor deler
subdivide in onderafdelingen gesplitst worden; onderverdelen; zich verder laten verdelen; zich verder verdelen