English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word dash off

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(batter; shatter; beat up)
(crush; shatter; smash; destroy)
(hurtle; rush; surge; leap; spring; shoot forward; spank; zip)
voorwaarts stormen
;
zich werpen op
(race; run; speed; sprint; stampede); ;
🔗 He dashed from the room, toward the back of the house, as fast as he had ever run in his life.
(fling);
(streak; stroke)
(crush; squash)
🔗 A Thai court on Wednesday ordered the kingdom’s most popular political party to end its campaign to amend the country’s notoriously strict royal defamation law, dashing its supporters hopes for reform of the powerful monarchy.

EnglishDutch
dash off op papier gooien; voortstuiven; wegstuiven
dash aandachtsstreepje; bespatten; dashboard; de bodem inslaan; durf; elan; gedachtenstreep; kastlijn; klets; kletsen; klotsen; kranigheid; kwakken; pats; plotselinge aanval; scheut; scheutje; schieten; slaan; slag; smak; smakken; smeer; smijten; snel bewegen; spatten; sprint; spurt; stoot; streep; streepje; stuiven; teleurstellen; teneerslaan; tenietdoen; tic; tikje; tikkeltje; trek; tussensprint; veeg; verijdelen; vermengen; verpletteren; werpen; zwier