English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word apron

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
;
(shelter; shield)

EnglishDutch
apron boezel; boezelaar; leren dekkleed; platform; proscenium; schootsvel; schort; sloof; spatkleed; voorschoot
apron dress huishoudschort
public apron schaamschort
apron‐string schootsvelriem; schorteband