English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word activity

English	Dutch (translated indirectly)	Esperanto
activity (action; practice)	actie ; gedoe ; handeling ; optreden ; toedoen	agado
activity (action)	activiteit ; bedrijvigheid	aktiveco
activity (gusto; spirit; stir; dynamism; liveliness; vigour; zip)	bedrijvigheid	vigleco
sales activity (market)	afzetgebied ; markt	merkato
active	actief ; bedrijvig ; werkzaam	agema
active	actief	aktiva
active	roerig	moviĝema
active (assets)	actief	aktivo
active (alert; brisk; keen; lively; sprightly; sprited; vigorous; perky; spry; zippy; upbeat)	levendig	vigla
active (diligent; hardworking; industrious; assiduous)	arbeidzaam ; ijverig ; naarstig ; nijver ; vlijtig	diligenta
inactivity	inactiviteit	neaktiveco
radioactivity	radioactiviteit	radioaktiveco

English	Dutch
activity	⇆ activiteit; ⇆ bedrijvigheid; ⇆ bezigheid; ⇆ roerigheid; ⇆ werkzaamheid
field of activity	⇆ arbeidsterrein
leisure activity	⇆ vrijetijdsbesteding
motor activity	⇆ motoriek
sphere of activity	⇆ arbeidsterrein
active	⇆ actief; ⇆ bedrijvend; ⇆ bedrijvig; ⇆ daadwerkelijk; ⇆ levendig; ⇆ roerig; ⇆ werkend; ⇆ werkzaam
inactivity	⇆ inactiviteit; ⇆ nietsdoen; ⇆ non‐activiteit; ⇆ onwerkzaamheid; ⇆ traagheid; ⇆ werkeloosheid; ⇆ werkloosheid
radioactivity	⇆ radioactiviteit
self‐activity	⇆ zelfwerkzaamheid