English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word accompany

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
meelopen met
iri kun
(attend);
🔗 On the whole felt that he was an ideal man to lead such an expedition, and my only regret was that I could not accompany him, but this was impossible at the time.
;
(suite; train; retinue; entourage)
(companion)
aldonita

EnglishDutch
accompany accompagneren; begeleiden; geleiden; gepaard gaan met; meegaan met; meewandelen met; samengaan met; vergezeld doen gaan; vergezellen
accompanying circumstances bijkomende omstandigheden
accompany with vergezeld doen gaan van
accompaniment accompagnement; begeleiding
accompanist begeleider
accompanying bijgaand; nevensgaand